Hoofdstuk 19

 

Dat rotwijf was er vandoor, dacht hij, hoe moest hij dat nou verkopen aan zijn schoonouders. Die waren er van overtuigd dat ze een goed en respectvol huwelijk hadden en ze verlangden erg naar kleinkinderen. Dat was hij niet van plan om hen te geven.

Hij was eerder van plan om hen te vermoorden, ze schoten niet erg op om uit zichzelf dood te gaan.

Dat secreet van een schoonmoeder zou uit puur venijn waarschijnlijk honderd worden.

Niet als hij het voor het zeggen had. Maar dan moest hij wel Louise terug zien te vinden. Het was een grote fout geweest om in slaap te vallen, hij had ietsjes te veel gedronken.

Ze had zijn auto gepakt en was er vandoor gegaan. Hij wist niet dat ze kon rijden. Ze had helemaal niets meegenomen. Alleen zijn portemonnee en de autosleutels. Geen paspoort of kleding. Helemaal niets. Ze had een bedrag gepind in de dichtstbijzijnde stad. Daarna was ze spoorloos verdwenen. Zelfs de auto was weg. Wat nu? Moest hij haar als vermist opgeven of was het beter wat van zijn connecties te bellen en hen te laten zoeken? Hij wilde dat zijn hoofd niet zo’n pijn deed.

 

Ze liep door haar dorpje en keek om zich heen. De huizen stonden keurig op een rij, de tuinen netjes onderhouden. Allemaal brave nette mensen. Alles even keurig. Strak in het keurslijf opgesloten. Grijze tinten voerden de hoofdtoon, grijze kozijnen, grijze stenen, grijze auto’s, grijze mensen.

Gelovig tot op het bot, vastgelopen in de conventie.

Dat leek het althans uiterlijk, de werkelijkheid was wel een beetje anders.

Ze liep moeizaam door, zeulend met haar zware boodschappentas, haar ribben deden zeer en haar hart ook. Ze had weer een miskraam gehad, geen wonder met zulke harde schoppen tegen haar buik. Ze had het kindje graag gekregen, maar bij nader inzien, met zo’n vader kon het niet anders dan een ongelukkig leven zijn. Misschien moest ze er gewoon blij om zijn, dat het niet geboren werd.

Haar rug werd steeds pijnlijker.

Vaag dacht ze aan vertrekken, zou ze dat wel durven? Haar ouders hadden haar in dit huwelijk gedwongen omdat de jonge predikant een ideale schoonzoon zou zijn.

En dat was hij ook. Hij was beleefd en attent voor zijn schoonouders. Hij had status en connecties.

Met het oog op het fortuin wat nog te erven viel, hield hij de droom in stand. Ze dacht wel dat op de dag dat het geld van haar zou zijn, hij haar dood zou slaan.

Tot die tijd moest ze niet te brutaal worden of kinderen krijgen die misschien voor hem zouden erven. Het geld van haar oma was al in zijn begerige handen gevallen. Hij had er een asociaal dure auto voor gekocht.

Helemaal overnieuw beginnen.

Dat was wel iets om eens goed over na te denken.

De tas werd zwaarder en zwaarder. Haar rug pijnlijker en pijnlijker. Ze moest naar huis, hij zou verwachten dat er eten op tafel zou staan als hij bij zijn liefje vandaan zou komen. Stinkend naar haar parfum.

Zijn vriendin mocht de lasten ook hebben, wat haar betrof.

Ze zuchtte diep en ging even op een bankje langs de waterkant zitten. De pijn was niet te harden en met even zitten leek het weer wat op te knappen.

Het riviertje kronkelde door het groene landschap, de koeien in de wei en de grotere stad in de verte. Zo dicht bij en toch zo ver weg.

Ze stond weer op en strompelde weer verder. Haar gedachten wazig en niet gericht.

Thuis gekomen stond ze even in de keuken uit hijgen. Ze keek op de klok. Ze was laat, het had veel meer tijd gekost om met haar zere lijf boodschappen te doen dan ze had gedacht. Hij zou nu ieder moment thuis komen. Hij was altijd op tijd en nooit te laat. Zij wel. Altijd laat, alles kostte zoveel energie. Ze was zo langzaam. Zo stom. Zo lelijk. Zo achterlijk.

Zijn woorden, altijd zijn woorden in haar hoofd.

Natuurlijk was ze langzaam, dacht ze ineens opstandig, ze had een paar gebroken ribben en een miskraam. Natuurlijk gaan dingen dan niet makkelijk.

De deur sloeg met een klap dicht en hij kwam de keuken binnen.

‘Altijd een teleurstelling’ gromde hij’ zoals gewoonlijk’ en hij haalde uit.

Hij had geen excuus meer nodig om haar te slaan. Haar geld was op en haar ouders wilden maar niet dood gaan. Hij had schulden en veel problemen en zijn vrouw was een teleurstelling. Het hele huwelijk was een teleurstelling. Het licht van de rede ging uit en hij sloeg haar steeds op nieuw.

Toen hij weer bij zinnen kwam, keek hij naar het bloedende hoopje ellende dat op de vloer lag. Ze bewoog niet meer. Haar ogen stonden half open en er zat geen leven in. Even schrok hij. Zou ze dood zijn? Dat was te vroeg, te snel.

Hij voelde aan haar hals naar een hartslag. Hij voelde het. Sterk en langzaam.

Ze was net een werkpaard, dacht hij, grof en niet kapot te krijgen. Hij spuugde op haar.

Hij draaide zich om en pakte een borrel.

 

Ze was naar haar veilige plek gegaan bij de eerste klap. Daar was het rustig en voelde ze niets. Altijd als ze daar was, voelde het aan als het strand. Warm. Vredig, Stil.

Maar nu hij klaar was moest ze terug naar de werkelijkheid.

De pijn was verscheurend. Haar hele lichaam deed pijn.

Haar gezicht voelde dik en stijf en brandde. Ze moest eten koken. Ze probeerde overeind te komen.

Alles draaide om haar heen. Ze schoof achteruit totdat ze met haar rug tegen een keukenkastje leunde. Ze haalde voorzichtig adem.

Haar ribben waren nog verder beschadigt en ze was bang om een long aan te prikken.

Hij zou haar nooit naar het ziekenhuis brengen. Ze zou overal in zijn dure auto bloeden.

Ze begon te grinniken bij het idee, ze moest meteen haar ribben grijpen want de pijn was onverdraaglijk.

De volgende keer slaat hij je dood, dat weet je toch? vroeg ze aan zichzelf. De lach verstomde weer.

Ja,ja, dat weet ik, maar wat doe je eraan? Opvanghuis? Geprobeerd, zij sturen je meteen weer terug, want een predikant, die doet dit soort dingen niet. Ouders? Geprobeerd, die geloven je niet, want een predikant is een ideale schoonzoon, die doet dit soort dingen niet.

Haar hoofd klopte zwaar van de pijn en de wilde gedachten.

Dacht ze er echt aan om er vandoor te gaan? Zonder iets mee te nemen, zonder geld?

De auto was geld waard, veel zelfs. Ze had geen rijbewijs, maar ze kon wel rijden.

Van een vriendin geleerd, totdat hij een eind aan die vriendschap maakte.

Ze stond moeizaam op en pakte de autosleutel uit het mandje, waar hij altijd zijn sleutels in legde. Ze pakte meteen zijn portemonnee ook mee, het ging in een moeite door.

Ze gluurde de huiskamer binnen waar hij zou moeten zijn en daar lag hij, op de bank, te slapen. Met zijn schoenen op de bank. Dat kon ze dan weer schoonmaken met haar zere lijf. Oh, nee, toch niet, ze ging er vandoor.

Ze nam zich hier en nu voor, dat als iemand haar nog eens zou slaan, ze hen driedubbel zou terug betalen. Genoeg is genoeg

Ze strompelde de deur uit en stapte in de auto. Hij had hem buiten laten staan, dus hij was van plan om nog weg te gaan vanavond.

Nou, dacht ze, niet met je auto. Ze stapte in en reed weg. Het kostte ongelofelijk veel moeite om de auto op de weg te houden. Ze reed heel langzaam.

Alles deed zeer. Haar hoofd bonsde, haar gezicht schrijnde en haar ribben stonden in brand.

Haar rug klopte.

Het was zo moeilijk om haar aandacht erbij te houden, haar gedachte dreigden af te dwalen.

Ze reed naar de dichtstbijzijnde stad en regelrecht naar een autodealer waarvan bekend was dat hij het niet te nauw met de regels nam.

Na zware onderhandelingen kwamen ze tot een overeenkomst en betaalde de man een flink bedrag voor de auto. Het was een schijntje bij wat het waard was, maar hij gaf haar ook een jas en een zwarte hoofddoek van zijn vrouw en een lift naar het station.

Ze stapte in de trein en nam zich heilig voor om nooit meer voet in dat kleine dorpje te zetten.

 

Lisa zat ineengedoken in de trein en luisterde geconcentreerd naar de twee jongens tegenover haar.

Ze hadden een hele woordenwisseling over freighttrain hopping, ze konden het niet eens worden over de plek waar ze wilden opstappen. Er scheen een storing in een wissel te zijn en nu weken de goederentreinen uit naar Rotterdam Centraal Station, wat de kans om betrapt te worden groter maakte. Dordrecht leek een optie, behalve dan dat er dan overgestapt moest worden.

De jonge mannen reden zwart, dus dan werd de pakkans daarop een stuk groter.

De meningen waren verdeelt. Het was al laat in de avond en er was minder controle dan overdag. Ook was het koud buiten wat minder actieve buitenwerkers opleverden.

Lisa dacht dat het voor haar de snelste manier zou zijn om te verdwijnen. Als ze een trein kon vinden.

En verdwijnen was een must na het pak slaag wat ze had gehad van haar man. Ze dacht dat hij haar deze keer dood zou slaan.

Naar de politie gaan en aangifte doen was geen optie meer.

Dat had ze al eens geprobeerd en ze was zonder meer mee naar huis gestuurd met de mededeling dat ze een goede psycholoog moest zoeken en haar arme man met rust moest laten. De volgende optie was verdwijnen. Het liefst voorgoed. Als er vrachttreinen in de buurt van Centraal zouden staan, was het misschien mogelijk om erin te kruipen en zo de grens over te gaan. Het viel te proberen. Lisa was zich ervan bewust dat ze niet echt heel ver meer zou komen. Haar beide ogen zaten dicht en ze kon nog een beetje zien door een kiertje, een paar ribben waren gebroken en iedere ademhaling voelde als een messteek.

Haar hoofd voelde wazig en wattig en het was moeilijk om zich te concentreren. Ze had een knallende koppijn.

Een plekje zoeken op een vrachttrein en dan haar ogen sluiten. Daar concentreerde ze zich op. De adrenaline hield haar voorlopig op de been.

De trein stopte op het station. Lisa stond voorzichtig op en haalde zo oppervlakkig mogelijk adem. Oh God, wat deed dat zeer.

Ze strompelde de trein uit, het perron op. Ze hield zo goed ze kon de sluier voor haar gezicht en liep langzaam als een oude vrouw helemaal naar het einde van het perron.

Het was nooit tot haar door gedrongen dat het perron zo lang was. Maar nu kwam er geen einde aan.

Ze liet zich langs de rand van het perron naar beneden zakken, het laatste stukje vallend en ze boog dubbel van de pijn.

Ze haalde langzaam adem, zich concentrerend op haar ademhaling. Heel voorzichtig kwam ze weer overeind, haar lichaam strekkend. Ze kwam amper boven het perron uit.

Ze keek om zich heen, ze stond net naast de rails.

Verderop zag ze dat de rails splitste in verschillende baanvakken.

Op één van de baanvakken stond een goederentrein te wachten tot er ruimte was om te vertrekken.

Ze begon er vastbesloten er naar toe te lopen. Het was een lange trein met verschillende soorten wagons. De trein stond met de achterkant naar het station. De achterste wagon was een lange platte wagon met een bizar vervoermiddel erop. Het leek een beetje op een boot met grote wielen. Aan de achterkant waren twee grote dubbele wielen met een enorm grof profiel. Het chassis hing er tussen en niet er boven. De wagen was zwart en bijna niet zichtbaar in het donker.

Precies wat ze zocht, dacht ze.

Ze klom moeizaam op de wagon en kroop onder de wagen en verstopte zich achter de dubbele grote wielen.

Ze ging liggen, zich langzaam en voorzichtig ontspannend. Ze sloot haar ogen en ademde uit. Ze had het gehaald.

Met een hard gesis kwamen de remmen los en de trein vertrok. Een harde schok sidderde door de trein van wagon naar wagon.

Lisa kreeg het niet meer mee, ze had het bewustzijn verloren.

Na verloop van tijd kwam ze weer bij. De trein reed, maar langzaam. Blijkbaar naderden ze een station of een rangeerterrein.

Lisa had het koud, ontzettend koud. Ze rilde aan één stuk door, wat bijzonder pijnlijk was met haar gebroken botten. Naast haar zat een vrouw met lang zwart haar.

‘Je moet wakker worden, als je niet wakker wordt ga je dood en je hebt nog zaken af te ronden en dingen te doen. Wordt Wakker!’ Haar stem klonk dringend, ze had een zwaar accent en ze sprak Engels.

Wat een rare droom, dacht Lisa wazig. De dringende nood in de stem bracht haar in beweging. De vrouw hielp haar niet overeind, maar moedigde haar constant aan.

‘Goed zo, lieverd, je kunt het, kom overeind en ga in de wagen. Ik heb de kachel voor je aangezet. Ik zal op je passen tot je hem gevonden hebt. Alles komt goed, er liggen nog mooie dingen voor je in de toekomst’

Ze begreep niet zo goed waar de vrouw over sprak.

De trein kwam langzaam tot stilstand, de remmen sisten en met een schok stonden ze stil. De wagen waar ze onder lag zoemde. Het leek alsof er een kachel brandde daar.

Verleidelijk.

Ze krabbelde moeizaam onder de wagen vandaan om te zien of er misschien een deur open was van het vervoermiddel. En verdomd, er was een deur van het slot en Lisa klom erin. Zachtjes deed ze de deur weer dicht. De deur klikte meteen in het slot. Ze dacht vaag aan de vrouw onder de wagen, maar ze was nu niet hier.

In de verte klonk geroep en er renden mensen bij de trein vandaan. Nog meer treinhoppers.

Ze keek om zich heen, een soort camper, dacht ze. Met een slaapbank, twee dekens en een kussen erop. Een krat met water stond klem in een hoek. Een andere hoek had een klein keukenblok. De binnenkant was glad en functioneel afgewerkt. Niet bijster gezellig, maar wel lekker warm.

Buiten zag ze twee werkmannen in oranje vesten alle wagons controleren op illegale passagiers. Ze kroop onder de dekens en deed net of ze er niet was. Haar hoofd ook verstopt.

Ze kreeg het er lekker warm van. De mannen liepen door, ze schenen onder het voertuig en voelden aan de deurkruk. Het voertuig zat op slot. Ze liepen door en Lisa haalde opgelucht adem. De remmen sisten, de wagons schokten, de trein vertrok weer.

Ze viel weer in slaap. Ze werd onderweg een paar keer wakker. Ze nam een fles water en dronk wat.

Dat was moeilijk, haar gezicht was vreselijk gezwollen. Alles brandde of deed pijn. Ze deed de sluier af, maar hield de jas aan. Ze lag gemakkelijk en had het niet meer koud. De trein reed nog steeds.