Hoofdstuk 13
Kevin staarde mistroostig naar zijn telefoon. Hij had net Brown aan de telefoon gehad en hij werd niet blij van het nieuws aan de andere kant van de plas. Alles wat mis kon gaan ging mis en wist Brown hem ook nog te vertellen dat Spike op oorlogspad was.
Nou daar was hij mooi klaar mee. Dat was een waakhond die zich niet liet terug roepen.
Spike was boos, bedacht Kevin, en een boze Spike was een gevaarlijke Spike.
Hij was vergeten zijn honden terug te roepen, hij had teveel aan zijn hoofd gehad.
Spike had hem specifiek bevolen om het contract te annuleren en de huurlingen terug te roepen. En hij was het straal vergeten. Hij had het alsnog gedaan, maar de aanslag was al geweest en Spike was duidelijk geweest. Nu had hij niet alleen de politie achter hem aan, maar ook een kille moordenaar. Spike was het type die altijd zijn woord na kwam en waarbij niemand ooit iets had bewezen dat hij erbij betrokken was. Sterker nog, hij zat zelden op de radar van de politie. En nu werd hij verantwoordelijk gehouden van de dood van dat wijf.
Hij ging echt emigreren. Alleen nog even bedenken waarheen.
In Amsterdam regende het. Het was grijs en saai en koud.
De stad zelf was mooi, maar chaotisch. De fietsers reden je zo onderste boven, ook liep je op de stoep en Boris werd er nerveus van in de auto. Alsof je tussen de watervlooien probeert te rijden, vond hij.
Bo was eerder in Amsterdam geweest, en zij herinnerde zich de vele fietsers. Ze had nergens eerder zoveel fietsers gezien. Ze had in Nederland een paar ramen gerestaureerd, dus ze had hier een aantal maanden gewoond. Die ramen waren niet in Amsterdam geweest, maar in het noorden, dus ze kende Amsterdam alleen van een bezoek. Maar wist ze te vertellen dat Nederlanders bijna alles op de fiets deden. Ook in het noorden.
Ze had hier ook nog wel wat bekenden wonen, maar Drake vond het onverstandig om daar contact mee op te nemen. Officieel was ze overleden in de ontploffing. Dat wilde hij even zo houden.
Het huis van Spikes vrouw was in Amsterdam Noord, dus ze moesten het water oversteken met een veerpont.
Ook Boris was eerder in deze stad geweest.
De laatste keer had hij snel de stad moeten verlaten omdat een paar types wilde vechten met zo’n grote man, maar toen ze verloren werden ze boos.
Ze begonnen te zwaaien met wapens en Boris had geen enkel verlangen om de Nederlandse gevangenis van binnen te bekijken. Ook al stond die goed bekent.
Het leek hem simpeler om te vertrekken.
Hij had dit eerlijk aan Drake verteld, maar die dacht niet dat het een probleem zou zijn. Ze gingen niet stappen of zo en ze bleven ver van het centrum.
Ze bleven een paar dagen uit de buurt zodat Spike zijn handen vrij had om een paar problemen met voormalige werkgevers op te lossen.
Zo had hij dat gezegd en Drake had niet verder gevraagd hoe hij dat wilde doen.
Hij was blij voor Bo dat haar broer dat leven vaarwel wilde zeggen en dat er dan nog wat banden doorgesneden moesten worden leek hem logisch. Al dacht hij niet dat het hem helemaal zou lukken.
Het huis was een vrijstaand huis, maar dat wilde niet zeggen dat er veel ruimte tussen de huizen was.
Boris kon zich net door het steegje persen tussen dit huis en het buurhuis. Verder was het een aangenaam huis. Het had twee verdiepingen en een hoog puntdak. Een dakkapel maakte de bovenverdieping wat ruimer.
Er zat een grote keuken in en een ruime huiskamer, een badkamer op de bovenste verdieping en twee slaapkamers. Overal in dit huis stonden foto’s van Spike en een blonde dame. Op de eerste foto’s was ze een gezond uitziende knappe vrouw. Op latere foto’s zag ze er steeds zieker uit. Aan het huis te zien had Spike het huis verlaten en was er niet terug gekeerd. Hij had iemand ingehuurd die elke week het huis luchtte en schoonhield. Hij had haar gebeld dat hij het huis een paar dagen verhuurd had. Ze had wat te eten in de koelkast gelegd. Blijkbaar ging ze er vanuit dat ze zelf gingen koken. Bo had geen idee hoe ze eten moest klaar maken. Zij at meestal in hotels of buiten de deur.
Gelukkig wisten Drake en Boris wel hoe dat moest en ze verdwenen samen de keuken in.
Intussen was Spike op zoek naar Kevin. Hij had op de gebruikelijke plekken gekeken en het was duidelijk.
De man was ondergedoken. Dan maar op zoek naar de bommengooiers.
Dat was iets gemakkelijker.
Spike was opgegroeid in de straten van Londen en wist ieder smerig kroegje te vinden.
Hij was hier al jaren weg, maar hij had nog steeds zijn connecties.
Hij ging naar een klein cafeetje in een achterbuurt. Het was al poos geleden dat hij daar was geweest.
Er was niet zoveel veranderd in de loop van de jaren, dezelfde types zaten er nog.
Ze hadden niet gerekend op Spike, dus ze herkende hem niet.
Hij had een zwarte muts op zijn hoofd gezet en een zwarte leren jas aangedaan. Hij hing op zijn gemak aan de bar en dronk een biertje.
Het enige wat hij deed was luisteren. Hij hing aan de bar en luisterde.
Het gesprek kabbelde voort. De barman praatte met twee oudere mannen.
Ze hingen aan de bar alsof ze daar veel tijd spendeerden, wat ze in werkelijkheid ook deden.
Ze praatten gezellig over alles wat er de laatste week gebeurd was, ook over de bom in een groot huis aan de andere kant van Londen.
Spike spitste zijn oren en keek in het glas bier alsof zijn lang verloren liefde daar in ronddreef.
Ze keuvelden verder en hij hoorde van alles over de Italiaanse connectie en welke mannen daar voor verantwoordelijk waren.
Hij hoorde zijn eigen naam vallen en moest bijna lachen. Hij hoorde hoe Morris op de vlucht was en wie er uiteindelijk de bom gelegd had en wie de opdracht had gegeven.
De opdrachtgever was Brown, leerde hij, Morris was verantwoordelijk.
Hij had Morris dringend de opdracht gegeven om te stoppen met het vermoorden van Bo en hij had er voor gekozen om dat te negeren.
Nu moesten ze het maar leren om hem niet te negeren en met hen nog vele andere uit het criminele wereldje. Hij zou ze reden geven om hem te vrezen.
Brown kwam later aan de beurt. Voorlopig wist hij wie hij te grazen moest nemen.
Hij dronk zijn biertje op en vertrok.
Later die avond stond hij buiten een flatgebouw en keek naar een specifieke flat. Daar woonde Louis en vermoedelijk was hij een van de bommenleggers.
Zijn vrouw en kinderen woonden daar ook, al was hij niet van plan om die kwaad te doen, maar als het niet anders kon, dan zou hij ze bedreigen om Louis aan het praten te krijgen.
Hij kende Louis van vroeger. Samen hadden ze wel de nodige problemen opgelost.
Nooit moord in dit geval, maar wat niet is kan nog komen. Dat had Maureen vaak gezegd over gemiste kansen.
Louis was een klein donker mannetje met donkerbruine ogen en kort zwart haar. Hij was weinig opvallend en dat was zijn grote kracht. Niemand herinnerde zich ooit Louis.
Behalve Spike dan, Spike herinnerde zich alles. Dat was zijn grote talent. Alle details, iedere kleinigheid, hij wist het allemaal nog. Hij herkende Louis meteen, toen hij door deur naar buiten stapte.
Grijp ik hem nu of kijk ik even waar hij heen gaat? Spike trok even peinzend aan zijn oor en besloot achter hem aan te lopen. Spike was een grote man, maar hij wist goed in zijn omgeving op te gaan en hij volgde op zijn gemak een nietsvermoedende Louis.
Louis wandelde door de straten en liep naar een ander klein kroegje.
Spike volgde hem naar binnen en ging brutaal aan de bar zitten. Louis zat een paar plekken verderop en had niets in de gaten.
Het was erg stil in het kroegje. Er zaten maar een paar mensen.
Eén man viel op in het cafeetje, hij zat strak in het pak en stonk een uur in de wind naar aftershave. Hij stak af bij de rest van de bezoekers.
Aha, daar hebben we Spinoza. Ik vermoedde het al toen ze het over een Italiaanse connectie hadden, dacht Spike
Mario Spinoza was een grote jongen in Londen, hij had een hoop connecties in allerlei andere landen waaronder Italië en Amerika. Spike had wel een idee waar Spinoza zich mee bezig hield. Hij had nooit gewerkt voor Spinoza, maar hij had wel met hem te maken gehad.
Hij hing aan de bar en luisterde gewoon mee met het gesprek wat daar ontwikkelde.
‘Je had me niet gezegd dat die moord door Spike verboden was, Mario’ zei Louis boos ‘Nu heb ik Spike achter me aan’
‘Stel je niet aan, Spike is al jaren niet meer in Londen geweest en Brown stond erop. Je weet hoe hij is.’ Mario keek content, dat hij zijn grootste klant tevreden had gehouden.
‘Je had het moeten zeggen, dan had ik zelf de keuze kunnen maken en nu niet’ Louis klonk steeds kwader.
Hij was geen afgerichte schoothond die deed wat zijn baas zei, hij kon heel goed zijn eigen beslissingen nemen.
‘Had je het dan niet gedaan als je het had geweten?’ vroeg Mario.
Bij de knik van Louis zei hij een beetje lacherig
‘Precies daarom heb ik je niets verteld, je hebt niet zelf na te denken, alleen maar te doen wat ik je zeg’
Louis ontplofte zowat van woedde.
‘Nu heb ik kans dat ik eraan ga in plaats van jij en ik kan je wel vermoorden om wat je hebt gedaan. Bel me in ieder geval nooit meer om iemand om te leggen. Ik werk niet meer voor jou. Je hebt totaal geen respect voor mij en dat is dom voor iemand die zoveel van je vuile was weet.’
Louis stond op en begon te vertrekken.
Ineens zag hij Spike aan de bar zitten. Hij verstarde ter plekke. Spike knikte hem vriendelijk toe en wees met zijn kin naar de uitgang. Louis knikte en stak twee vingers op en keek naar een tafeltje achter Spike. Daarna knikte hij en vertrok.
Twee man bewaking aan het tafeltje achter me, dacht hij en hij moest bijna lachen. Ze konden hem niet herkennen van de achterkant. Zijn haar was veel korter dan in zijn Londense jaren. Hij had gelijk gehad door Louis als een soort vriend te beschouwen. Hij zou ook nooit achter de vrouw van Louis aangaan. Dat zou Louis op zijn spoor zetten.
Mario keek een beetje beduusd zijn getrainde moordenaar achterna. Had hij nu net ontslag genomen omdat hij per ongeluk iemand had dwars gezeten die helemaal in Amerika zat? Belachelijk. Spike was niet iemand waar je zo bang voor moest zijn. Waarschijnlijk was dat vrouwtje een leuk neukertje geweest. Nou, nu niet meer, dus.
Hij lachte tevreden naar zich zelf en begon ook te vertrekken. Spike liet hem gaan, hij wist waar hij hem kon vinden.
Later die avond stond hij voor het huis van Spinoza.
Hij had, in tegenstelling tot Louis, een groot huis van drie verdiepingen in de binnenstad, Spinoza woonde ‘op stand’
Hij vond zichzelf een echte heer.
Totdat je niet deed wat hij wilde, dan stuurde hij Louis op je af. Spinoza zou zijn handen niet vuil maken zoals DelMonte wel had gedaan.
Spike vroeg zich af wat Spinoza ging doen als zijn probleemoplosser het probleem niet wilde oplossen, maar het probleem was.
Spike grinnikte inwendig. Misschien dat hij die aan Bo zou vertellen. Ach, misschien ook wel niet.
Het voelde fijn om een zus te hebben. Het was fijn om iemand te hebben om je flauwe grapjes mee te delen.
In het huis gingen een voor een de lichten uit. Hij kende het huis van Spinoza en zijn routine.
Hij wist ook hoeveel man er waren om de boel te bewaken. Zou hij ze allemaal ombrengen of zou hij het bij Spinoza houden?
Hij dacht als de bewaking niet te fanatiek was, dat hij ze dan wel in leven zou laten. Spartelde ze te veel tegen dan zou hij ze allemaal ombrengen.
Dat zou een goede waarschuwing zijn. Hij wilde gewoon met rust gelaten worden, dit zou dan een eersteklas sein zijn, dat als je Spike met rust liet, hij jou met rust liet.
En hij moest iemand in leven laten om die boodschap over te brengen.
Hij liep met grote agressieve passen naar de deur en trapte hem met zijn voet open. De deur viel uit de hengels en stortte met een klap tegen de grond van de hal. Het dreunde door het huis.
Spike was zelf ook een beetje onder de indruk van het lawaai en het effect van die vallende deur. Maar hij liet niets merken.
Er kwamen twee bewakers de hal in rennen, ze zagen Spike en hij trok een wenkbrauw naar hen op. Ze remden hard af en draaide zich tegelijk om en schoten de hal weer uit.
Daar niets te duchten.
Hij liep met stevige pas naar boven, naar de slaapkamer van Spinoza.
Spinoza was net in bed gekropen, toen de klap door het huis galmde.
Hij werd nu wel een beetje ongerust. Spike kon toch niet weten dat hij die aanslag had georganiseerd? Hij was in Amerika en niet in Londen, toch?
Zijn mensen zouden hem wel beschermen. Dacht hij. Hoopte hij.
Het huis was weer stil. Hij hoorde geen stemmen en geen schoten ook. Geen vechtpartij.
Zou het Spike niet zijn of werd er helemaal geen weerstand geboden?
Hij begon zich zorgen te maken en begon weer uit bed te klimmen om zijn wapen te pakken.
Die had hij op een wandtafel laten liggen en niet meegenomen naar het bed.
Stom, natuurlijk, hij had het wapen bij zich moeten houden. Hij had er rekening mee moeten houden, Louis was geen angsthaas. Nooit geweest ook, maar hij had een heilig ontzag voor Spike.
Hij hoorde voetstappen naderen.
Er werd niet geslopen en heel even had hij de hoop dat er gewoon een ongelukje was gebeurt wat zo’n klap veroorzaakte. Hij ontspande enigszins.
Spike trapte ook de slaapkamerdeur eruit, wat een volgende klap in het huis veroorzaakte.
Spinoza sprong uit bed op weg naar zijn wapen. Spike haalde uit en sloeg Spinoza de kamer door. Hij klapte terug op het bed en rolde door om aan de andere kant met een klap op de grond terecht te komen.
Hij schreeuwde van angst en pijn.
‘Goed zo, schreeuw maar hard, laat maar goed horen wat er gebeurd als je mij negeert en iets dood wat van mij is’ gromde spike.
‘Eens zien wie er het meest angst oproept en daardoor respect, laten we nu maar eens uitzoeken wie hier daadwerkelijk de baas is’
Hij raapte Spinoza weer op en kneep hard in zijn biceps. Spinoza schreeuwde weer.
Hij had de hoop dat als hij maar genoeg lawaai maakte dat Spike hem zou laten leven.
Spike pakte hem met zijn andere hand om zijn keel en begon te knijpen.
De schreeuw werd abrupt afgebroken.
Al doende tilde hij hem van de grond. Hij gooide hem dwars door de kamer heen totdat hij, met een zware klap, tegen een muur tot stilstand kwam. Hij brulde dit keer van pijn.
Spike liep op hem toe en raapte hem weer op. Hij tilde hem weer aan zijn nek van de grond en schudde hem alsof hij een natte hond was. Hij gooide hem weer door de kamer met zijn hoofd tegen deurpost. Met een zwaar gekraak brak zijn schedel en Mario was stil.
Spike checkte op zijn gemak of Mario dood was, maar hij voelde nog een beetje leven.
Wel of niet? dacht hij. Wel of niet? Heeft hij genoeg schade of ga ik nog een beetje door?
Bo leefde nog, al was dat meer geluk als wijsheid. Dat geluk zal ik hem ook schenken dacht Spike en vertrok weer met dezelfde pas als hij gekomen was. Rustig, maar agressief.
Hij kwam niemand tegen op de weg naar buiten.
Zo, nu was Kevin aan de beurt, hij had het Spinoza niet gevraagd. Hij dacht niet dat Spinoza het zou weten. Het was ook niet in het belang van de angst die hij wilde verspreiden om vragen te stellen. Hij ging gewoon zijn oor weer te luisteren leggen. Het moest er op lijken dat Spike alles al wist. Dat zou de angst verhogen. Die misdadigers moesten het in hun broek doen alleen al bij het horen van zijn naam.
De volgende avond ging hij naar een andere kroeg. Het was de stamkroeg van de mannen van Morris.
Hij had zich niet bepaald vermomd,dat deed hij zelden, maar hij kon zo onopvallend zijn dat je hem volledig over het hoofd zag. Hij hing weer op zijn gemak aan de bar en dronk zijn biertje. Er waren nog maar weinig mensen die hem nog kende, maar de barman was er één van. Hij liet niets merken en begon een praatje met zijn klanten. Hij liet Spike met rust.
Hij gaf een klein knipoogje toen hij een volgend biertje kwam brengen. Spike had het altijd goed met de man kunnen vinden.
Aan de bar werden allemaal wilde praatjes verteld over Spike en de aanslag op Spinoza.
Ze vertelden over het gegil en dat Spinoza nu in coma lag en waarschijnlijk de rest van zijn leven een kasplant was. De angst zat er goed in.
Deel één is klaar, ze er even aan herinneren wie Spike ook weer was. Nu deel twee, het terugvinden van Morris.
Hij luisterde nog een poosje naar de gesprekken en naar de barkeeper die ineens vroeg waar Morris eigenlijk was.
Zijn mannen haalden hun schouders op. Zij wisten het niet. Behalve één. Hij keek naar de grond en besloot te vertrekken.
Vlak nadat hij was weggegaan stond Spike ook op en liep achter hem aan.
Op straat zag hij hem nog net in een auto springen en weg rijden. Spike holde naar zijn eigen wagen en zette de achtervolging in.
Hij bleef op een grote afstand, hij wilde niet ontdekt worden. Als hij hem kwijt raakte, dan vond hij hem wel weer terug.
De man reed rechtstreeks naar een motel in een achterbuurt. Het was een motel die je normaal gesproken per uur betaalde, maar Spike dacht dat Morris zich daar verstopte.
De werknemer van Morris liep het motel in en verdween.
Tot zover, dacht Spike. Ik kan de rest wel alleen en hij maakte zich op om een uurtje te wachten. Zolang hoefde hij niet te wachten, Morris kwam gehaast naar buiten en sprong in een auto. Spike startte ook en was benieuwd waar hij heen dacht te gaan.
Bij de afslag naar het vliegveld, moest Spike tot de conclusie komen dat hij Morris op het laatste ogenblik had onderschept. Hij ging er vandoor.
Hij reed rustig achter hem aan de parkeergarage in. Het was al laat op de avond en de garage was half leeg. Er liepen bijna geen mensen. Hij parkeerde de auto naast die van Morris, stapte ontspannen uit en opende de portier van Morris, die druk was met zijn spullen verzamelen.
Spike greep Morris in zijn nek en sleurde hem uit de auto. Morris gaf een gil van schrik.
‘Wat moet je nou van me’ brulde hij
Spike haalde zijn schouders op ‘Ik kom alleen maar mijn belofte na, jij bent aan het meisje gekomen en ik had je dat verboden, ik wil dat je alleen je plek maar weet. Herinner je die belofte nog?’
Morris knikte benauwd.
‘Nou, dan heb je ook niets te klagen’ gromde Spike en begon hem systematisch met zijn hoofd tegen de auto te rammen. Met een klap of drie was Morris bewusteloos en stroomde het bloed uit zijn hoofd. Zijn hart klopte amper.
‘Dezelfde kansen voor jou’ fluisterde Spike, stapte in zijn auto en verliet de garage. Er was geen camera bewaking op dat stuk. Hij bracht de auto terug naar het verhuurbedrijf, nu hij toch op het vliegveld was en boekte daar een vlucht naar San Francisco.
Hij belde met Bo dat als ze wilde ze terug naar Londen kon, maar dat hij het afraadde om daar lang te blijven hangen.
Bo besloot gewoon terug te gaan naar Safe Haven om weer aan het werk te gaan.
Hoofdstuk 14